GERRIT KOMRIJ 80
(deel 1)

www.aeric.nl

 



UPDATE, april 2024:

De feestelijkheden rond de herdenking van de 80e geboortedag van Gerrit Komrij zijn achter de rug, vanaf nu kunnen wij in alle rust wachten op de voltooiing van de in 2014 aangekondigde biografie.

Met de biograaf heb ik onlangs een "intensieve" e-mailwisseling mogen voeren; dit naar aanleiding van de publicatie van een ietwat warrige tekst van zijn hand waarin mijn naam onnodig veel voorkomt en waarin hele lappen tekst uit door Komrij aan mij verzonden faxberichten op een opvallend selectieve manier worden openbaar gemaakt.

Voor de juiste interpretatie van een van ‘s mans malste mededelingen heb ik de hulp van de lezer nodig:

Zoals u ziet doe ik mijn best […]. Dat er 'nieuwe' documenten en andere getuigenissen en visies opduiken valt te verwachten en lijkt me heel gezond, anders zouden die biografen veel te veel praatjes krijgen.

Ik lees dat als:

Zo af en toe lul ik ook maar wat, in de hoop dat ik ermee wegkom.

Of ligt dat misschien aan mij?

Een ander curiositeitje, we zijn nu toch bezig:

Nog vóór ik de kans kreeg de biograaf op de hoogte te stellen van welk van mijn bezwaren dan ook, had ik al de volgende schriftelijke toezegging te pakken:

Ik [...] neem in de uiteindelijke biografie graag een bijgewerkte versie van het Büch-verhaal op. Met dank aan u.

Ik vraag mij af: wordt de inhoud van zo'n biografie - als-t-ie er al komt - daar nu geloofwaardiger op?

Opmerkingen en suggesties, uit welke hoek en in welke vorm dan ook, zijn welkom.

Hieronder treft u mijn "bespreking" van dit schrijfsel aan, laat u niet afleiden door de afbeelding van het stijlvolle omslag: Boudewijn Büch en Gerrit Komrij poserend als Bassie en Adriaan - E.S.
 


 


PRAATJES...

Dit is een licht kritische beschouwing van een wonderlijke tekst uit 2022 waarmee ik onlangs werd geconfronteerd [1].

De in 2014 aangestelde biograaf [2] van Gerrit Komrij schreef Bou en Ger, een mooie vriendschap die verzuurde ter begeleiding van een separate herdruk van een van Komrijs meest "sympathieke" teksten over Boudewijn Büch, eerder verschenen in zijn boek DEMONEN uit 2003.

De biograaf begint zijn verhaal voortvarend in 1975 maar raakt ergens halverwege de draad een beetje kwijt.

Ik neem u mee terug naar november 1991, leest u vanaf hier en u krijgt vanzelf alle ellende mee.

Eric Schneyderberg - november 2023

 


 
Laat ik beginnen met het uit de weg ruimen van een hardnekkig “misverstand”:

Op het moment dat de berichten over de verkoop van Büchs collectie in de pers verschenen, oktober 1991, was Komrij al ruim twee maanden volledig op de hoogte.

Door omstandigheden geholpen heb ik hem op 6 maart 1992 een fax kunnen sturen waarin ik onder meer meldde dat de drukker van de catalogus mij in alle argeloosheid had verteld hoe zijn goede oude vriend Gerrit een halve middag lang, geamuseerd en op zijn dooie gemak bij hem een proefexemplaar van mijn catalogus had zitten doornemen.

Het faxverkeer tussen Komrij en mij is verderop in het boekje over maar liefst anderhalve pagina (eenzijdig weergegeven en ingekort) afgedrukt, Komrijs reactie op mijn verwijten heeft de censuur niet overleefd en is strategisch verwijderd.

Jazeker, er wordt weer eens stemming gemaakt en er wordt weer eens lulkoek verkocht en dat alles met de gedachte Ach, het is Boudewijn Büch maar.

Bemoei je met je eigen zaken, ik hoor het u zeggen.

Ben ik mee bezig, het zíjn namelijk mijn zaken, let maar op.

Met deze mededeling is hopelijk de toon van mijn commentaren gezet.

Okay dan: kom er maar in, Gerrit Komrij! Laat maar eens zien waar je al die tijd aan hebt zitten sleutelen:
 


 
Geen idee wat in die tijd zo'n krantje kostte, maar ik zou zeggen: waar voor je geld!

Ik heb mij overigens altijd afgevraagd waarom de vele andere auteurs wiens opdrachten ook in de verkoop kwamen niet reageerden.

Waarom hoorden wij niets van Cees Nooteboom, van wie Boudewijn een twee keer zo groot aantal boeken, met nog véél langere en nog véél mooiere opdrachten van de hand deed?

Waar waren Hans Warren, A.F.Th. van der Heijden, Hugo Claus, Maarten 't Hart, F.B. Hotz, Judith Herzberg, Theo van Gogh, of, jawel, we gaan hem nog veel tegenkomen: J. Bernlef?

Waarom werd Boudewijn niet publiekelijk verpulverd tussen de dijen van een woeste Xaviera Hollander?

Waar bleef het vlijmscherpe ollekebolleke van Drs P?

Nee, het bleef opvallend stil [3] rond Gerrit en zijn One Man Show.

Ik bespaar u het diepgravend commentaar van de biograaf: tien regels wee gewouwel over vriendschap, loyaliteit, zielsverwantschap, bitterheid, verraad, lafheid en de vingers van een hand. Jazeker, het staat er echt allemaal in.

Daartegenover zet ik dan deze welbekende uitspraak van Komrij (Bibeb-interview, Vrij Nederland, 1977):

Ik vind het fijn als de mensen mij onheus bejegenen.

Ik zal ze net zo lang vervolgen tot ze maagzweren krijgen en hun doodskist verkiezen boven hun wandelen op aarde.


Kijk, daar kan een mens wat mee, we zijn weer helemaal bij en bladeren door.
 


 
Een redelijk omslachtige verklaring en/of ontkenning en/of bevestiging of wat het dan ook is, het wekt enige argwaan, maar dat kan aan mij liggen.

De vuilnisman, in de oorspronkelijke Bernlef-versie, werd overigens voor het eerst geopenbaard in het voorwoord van de 100e catalogus van de Amsterdamse antiquaar Willem Huijer, mei 1991.

Dat is inderdaad vele jaren geleden, maar dan wel gerekend vanaf nu, maar gaat u verder.
 


 
Oei! D'r wordt over mij geluld, op naar pagina 28!  


 
Ach, wat lief! Maar ik was niet zo gauw gekwetst, na 15 jaar bij De Slegte had ik zo zoetjes aan alle denkbare vernederingen wel ondergaan, geloof me maar.

Maar ik was wel pissig. Pissig vanwege dat stiekeme gedoe bij de drukker en de geniepigheid van het zinnetje, die pissigheid heb ik zo hier en daar geuit.

Leuk om te weten dat de sentimenten zijn overgewaaid naar Portugal, jammer dat de postzegels op waren.

Misschien is het goed om hier even te melden dat ik ondanks (mogelijk juist dankzij) de op deze pagina’s beschreven perikelen geruime tijd lang op goede, misschien zelfs zeer goede voet ben komen te staan met Gerrit.

In de loop der tijd is de term vuilnisman een running gag geworden tussen ons, ik mocht hem er regelmatig graag mee sarren.

Dit gegeven maakt de brief voor mij extra grappig.

Veel tijd om hier bij stil te staan hebben we niet, want direct hierna worden we geconfronteerd met een tweede “ongelukkige samenloop van omstandigheden”, het zit allemaal niet mee.

Wat in beginsel een leuk verhaal had kunnen zijn wordt hier met foutieve details en in verkeerde context afgeraffeld.
 


 
Gemiste kans, jammer.

Ik ben niet echt in de stemming om op deze plek de werkelijke gang van zaken weer te geven, in de noten [4] vindt u straks een kort maar helder verslag.
 


 
Het understatement van het jaar 1992, niets aan toe te voegen.  


 
Anticlimax.

Biograaf doet Komrijtje, biograaf doet vuilnismannetje, vuilnisman gekwetst.
 


 
Belde ik? Had ik zijn telefoonnummer? En waarom zou ik dan gebeld moeten bellen?

Oh, ik faxte, maar viel er nog iets te bewijzen dan? Was de situatie niet duidelijk genoeg? Niet genant genoeg?

Ik had er totaal geen baat bij om Komrij in te lichten, integendeel, de vuilnisman had nog een Portugees appeltje te schillen en de literaire roddelrubrieken lagen op de loer.

Nee, Komrij belde helaas helemaal uit zichzelf. Hoezo dat dan? Tja, dat leest u allemaal in die ene noot [4].

Ik faxte trouwens wel, maar pas later en om heel andere redenen.

Inderdaad, heel veel verwarring naar aanleiding van zo'n kort stukje.

Het had leuk geweest als de biograaf nog had vermeld dat Komrij uitgerekend de dag daarvoor voor de derde keer NRC-Handelsblad had misbruikt om met Boudewijn de kachel aan te maken.

Een toevalligheidje meer of minder, wat maakt het uit?

Hieronder volgen zomaar wat regels uit Komrijs (dit keer iets minder goed getimede) rubriek Een en Ander, 4 maart 1992, met als ondertitel Literaire Zaken:

Het wegdoen van iets persoonlijks is een oorlogsverklaring. Er moet heel wat voor gebeuren.

Wie dat soort dingen uit honger naar geld versjachert haalt het hele decor voor mooie gebaren en spanning onderuit.

Het is geen nobele wraak meer, geen oorlogsverklaring met enig zelfrespect.

Het is kruijenieren in andermans vertrouwen.


Hoe dan ook, op pagina 28 volgt een weergave van een gedeelte van de eerste fax die ik van Komrij op 5 maart 1992 mocht ontvangen.
 


 
De tekst hierboven is niet compleet, in de originele fax reutelt Komrij nog even door en hij eindigt met:

Maar goed, dit is prietpraat die u verder niet zal interesseren.

Wat wel van belang is, u zult het begrijpen, is dat u mij hebt beloofd Boudewijn van ons gesprek op de hoogte te stellen.


Verdorie, zojuist door Gerrit bevorderd van Vuilnisman tot Postillon d'Amour en niemand die het weten mag.

Waar moet dit naar toe?

Uiteraard heb ik Boudewijn op de hoogte gesteld van dit alles, maar het interesseerde hem niets, helemaal niets.

De gedachte aan wraak, in welke vorm dan ook, waar Komrij zo bang voor was is niet eens bij hem opgekomen.

Ik kreeg sterk het idee dat Gerrit van mening was dat alles zo wel in orde was, daar was niet iedereen het mee eens.
 


 
De biograaf zet de sokken erin, waarna over de lengte van een volle pagina (niet jokken, het zijn twee halve) een op meerdere plaatsen ingekorte versie van een uitgebreid faxbericht aan mij wordt weergegeven, ogenschijnlijk meer van hetzelfde.

Inkorten betekent keuzes maken en vanzelfsprekend heeft de biograaf die vrijheid, maar door het weglaten van meerdere regels laat hij zich wat mij betreft iets te veel in de kaart kijken.

In mijn exemplaar van deze fax staan toch echt dingen als:

U zult begrijpen dat ik hierover zo uitgebreid mijmer omdat Boudewijn iets voor mij betekende.

Dat u zegt dat uw toon streng is, lijkt me een understatement. Maar ik heb er begrip voor, omdat het uit naam van een vriendschap is.

Wel geeft u mij een beetje het gevoel mee dat ik mij puntsgewijs moet verdedigen, en dat is geen aangenaam gevoel. Want ook mijn handelswijze had op een of andere manier betrekking op een vriendschap.

Ik ben geïrriteerd geraakt en dan begint men misschien dingen te zien die er niet zijn. U moet dat verschijnsel kennen, want ook uw interpretatie van een ‘vuilnisman-theorie’ en de omstandigheden op de Antiquarenbeurs te Haarlem berusten op een dergelijke irritatie.


En dit, altijd en overal zeer bruikbaar:

Dat zat toch werkelijk veel simpeler in elkaar.

Oei, moet de biograaf gedacht hebben, Gerrit moet aan de bak, dat kunnen we niet hebben.

Manipulatie noem ik dat, schaamteloze manipulatie, maar gelukkig maakt Komrij alles weer goed met deze laatste zin:
 


 
Daar is-t-ie dan, het Goethe-gevalletje, ik zat er al op te wachten.

Dat gevalletje, dat uiteraard gewoon in Portugal bleef, kwam niet zomaar uit de lucht vallen: het was Komrijs antwoord op mijn per fax gestelde vraag of hij - gezien de omstandigheden - Boudewijn niet een kleine handreiking wilde doen, je bent postillon d’amour of je bent het niet.

Maar waar ik doelde op een briefje of telefoontje, desnoods een “papieren” handreiking in de vorm van een paar regels in een van zijn columns, dacht Komrij klaarblijkelijk meteen aan iets concreets.

Toen ik dat las dacht ik aan de waard, dacht ik aan de gasten en dacht ik aan Gerrit Komrij: hoog van de toren, over Boudewijn Büch, NRC, 20 november 1991, een letterlijk citaat:

Hij wenst gewoon alles, ook het onstoffelijke, verzilverd te zien.

We laten het hier even bij.

Hoewel bovenstaande mededeling en de hieronder beschreven situatie in één adem genoemd worden, ligt er in werkelijkheid een periode van drie maanden tussen.
De druk was dus al enige tijd van de ketel, een niet onbelangrijk gegeven.
 


 
Tja, hier had de biograaf dat dikke boek [5] niet voor nodig gehad: dit bericht van Boudewijn bevindt zich gewoon in Komrijs archief.

Deze wel heel strategisch uit verband gerukte regels zijn onderdeel van een uitgebreide fax die Boudewijn verzond naar aanleiding van het feit dat Komrij, zoals ik hem vertelde, een aantal opvallend vriendelijke woorden [6] voor hem over had tijdens zijn eerste bezoek aan mij in de Amsterdamse Kalverstraat, woensdag 27 mei 1992.

Dat was een beladen bezoek: Gerrit kwam wat ongemakkelijk de spulletjes ophalen waar in deze tekst zo belachelijk veel om te doen is geweest.

Een klein lullig stapeltje boeken, Boudewijn had zijn eigen brief geconfisqueerd en ik had de vrijheid genomen de twee opdrachtexemplaren achterover te drukken.

Schadevergoeding.

Gerrit kwam voor Boudewijn Büch maar moest naar huis met Dirk Ayelt Kooiman.

Dubbele schadevergoeding.

Maar daar ging het niet om, vertelde de biograaf ons zojuist al, het ging om de bombarie: na de noten wijs ik u de weg naar het tweede deel!


----------------------------
----------------------------


NOTEN:

[1]
Op het moment dat ik het idee kreeg om t.g.v. de 100e respectievelijk 75e verjaardag van Gerard Reve en Boudewijn Büch, 14 december 2023, enkele anecdotes op mijn website te publiceren herinnerde ik mij dat er eind vorig jaar een boekje was verschenen over Gerrit Komrij en Boudewijn Büch.

Ik schafte het werkje niet eerder aan omdat ik het een nodeloos kwetsende tekst vind en bovendien niet het idee had dat er in dat nawoord iets kon staan dat ik nog niet wist.

Uiteindelijk belandde het toch bij mij in de brievenbus.

Het boekje in kwestie is: Gerrit Komrij. PRAATJES, met een nawoord door Arie Pos (Leidschendam, Büchmania, 2022), het betreft een separate herdruk over 4 pagina’s van een tekst uit de bundel DEMONEN (Amsterdam, Bezige Bij, 2003), het 27 pagina’s tellende nawoord draagt de titel Bou en Ger, een mooie vriendschap die verzuurde.


[2]
Eens biograaf, altijd biograaf, overal biograaf, ook waar het side projects aangaat.

Geloofwaardigheid voorop, dat is mijn mening.


[3]
Toch was er sprake van één uitzondering:

Dichter/schrijver/archeoloog/vriend/mentor F.L. Bastet, van wie Büch ook enkele boeken van de hand deed, schreef het sonnet Aan een dichter.

Het vers werd (onder bij insiders bekend geacht pseudoniem) afgedrukt op de allereerste pagina van de eerstvolgende aflevering van het literaire tijdschrift Maatstaf.

Dit zijn de twee meest opvallende regels:

Herken het bloedgeld, bijbels als de daad

Domweg inhalig in de Kalverstraat


Een uiterst stijlvolle, persoonlijke reactie en dat zeg ik zonder enige vorm van ironie.

Het is duidelijk dat een dergelijke subtiele aanpak voor Komrij niet doeltreffend genoeg was, hij zette in op de "openbare excecutie".

Zich bewust van zijn status en de omvang van zijn achterban liet hij de zwakkere broeders zijn boodschap verder dragen:

Op veilige afstand zag Komrij zijn bejubelde vlijmscherpe pen omgevormd tot een gestaag groeiend legertje driftig krassende stompe kleurpotloodjes.

En Gerrit zag dat het goed was.

Goh, wat heb ik dat toch weer prachtig verwoord.

Alleen jammer dat het geen effect had: het interesseerde Boudewijn helemaal niets en hij reageerde vrijwel nergens op.


[4]
Dit is de situatie zoals ik mij die herinner:

Op 5 maart 1992 wordt door de inkoper van dienst een plastic tasje (dus geen partij of dozen) met 8 tot 10 boekjes op mijn bureau gekwakt met de toevoeging: Moet jij eens kijken wat ik voor je gekocht heb!

Ik zie twee boeken van Boudewijn Büch met opdracht aan Gerrit Komrij, een brief van diens hand, een boek van J. Bernlef (nee, dat laatste is niet waar, dat verzin ik) plus een paar recensie-exemplaren waarvan ik (bijna) alle titels ben vergeten.

Dit luidruchtige schouwspel wordt van een afstand gadegeslagen door een toevallig aanwezige collega-antiquaar, die zich met rode konen naar buiten spoedt om ergens telefonisch contact op te nemen met Portugal.

Boudewijn Büch komt langs, op weg naar een radio-studio, hij bekijkt het spul, toont geen enkele interesse voor de boekjes, stopt de brief in zijn tas en is weer weg.

Ik krijg een opgewonden Gerrit Komrij aan de telefoonlijn.

Hij, de vuilnisman en ik voeren een lang gesprek.

Komrij legt van alles uit en ik toon begrip, Komrij wil de boekjes terug en ik zeg dat toe: maar niet de spullen van Boudewijn, die waren al verdwenen.

Voor de aardigheid luister ik die middag naar De Ronde Tafel van Pam en hoor Boudewijn en passant iets zeggen over de gebeurtenis.

Ik stuur Gerrit nog een kort faxje met de mededeling dat ik mijn best zal doen de tam-tam onder controle te houden en iedereen is weer gelukkig.


[5]
Geen commentaar, doen we een andere keer.

Maar nu we het er toch over hebben: tot voor kort wist ik niet dat de biografenziekte besmettelijk was.

De biografenziekte, u weet wel, Biografica Fantastica, een op het eerste gezicht onschuldig lijkende aandoening die gepaard gaat met de onbeheersbare drang om tegen beter weten in eigen verhaaltjes te vertellen omdat dat nu eenmaal beter uitkomt.

Toch nog iets opgestoken van Gerrits boekje.


[6]
Omdat Boudewijn hier voor de zoveelste keer te kakken wordt gezet voel ik mij genoodzaakt iets recht te zetten:

Komrij heeft tijdens dat bezoek een beetje zitten schmieren en ik heb de inschattingsfout gemaakt om Boudewijn over te halen om eenzelfde soort berichtje terug te sturen.

Natuurlijk bleef die fax onbeantwoord, het was onderdeel van een vilein spel.

Het maakte Boudewijn allemaal niets uit, hij had z'n best gedaan.

Het feit dat Gerrit mij in zijn spelletjes betrok heb ik hem niet echt in dank afgenomen.

 


 

klik HIER voor DEEL 2 (slot).

 

terug naar huis contact!